Amper een derde van de geplande driehonderd kilometer hebben we afgelegd op onze vijfde dag en langzaam maar zeker verdwijnt de septemberzon achter de horizon. Het signaal om uit te kijken naar een slaapplaats. De kampeeruitrusting hebben we thuisgelaten om de krappe bagageruimte op de motor niet te halveren en omdat Noorwegen doorgaans goed voorzien is van hutten.
Maar als puntje bij paaltje komt, wil nergens de verhoopte "hytta" opduiken. Zoals dat dan gaat, krijgen we het ongewenste gezelschap van hoogzwangere regenwolken. Zestig donkere en natte kilometers later vinden we een rood huisje. We bellen het telefoonnummer dat op de deur hangt en met een hels kabaal rinkelt de telefoon in de boerderij aan de overkant. Er brandt licht maar niemand neemt op. Kloppen aan de voordeur helpt evenmin. Net als we willen vertrekken om ons geluk elders te beproeven, komt de jonge boer in een aftandse auto aangescheurd. "Ik was op het veld en hoorde de telefoon" verklaart hij zijn komst als Messias in nood.
|